Reads

Terug naar het kannibalisme

“De steden zullen dorpsgewijs bewoond worden” Dat was het adagium van Piet Blom toen hij zijn plannen presenteerde voor de vernieuwing van de Jordaan, de hyperdichtbebouwde stadswijk waar hij een product van was. Alleen een stedeling zou een zo romantisch idee van het dorp kunnen hebben, en alleen een architect zou zijn eigen voorstel verdedigen met een mystieke profetie over de toekomst. Wanneer steden dorpsgewijs bewoond worden is het meestal als zij door allerlei redenen van buitenaf of van binnenuit uit elkaar vallen, leeglopen en desintegreren. Dit geldt voor het oude Constantinopel toen er in de periode van de invasies door de Turken nog maar een fractie van haar oorspronkelijke bevolking woonde, geclusterd in kleine gehuchten rond een oude kerk, schapen hoedend in de schaduw van de machtige stadsmuren en paleizen.1 Het geldt ook voor het Berlijn tussen de bouw en de val van de muur, waar te midden van het niemandsland, de puinbergen en de braakliggende terreinen, de anarchisten, dienstweigeraars, turken en kunstenaars zich terugtrokken in zelfvoorzienende enclaves. Dus Piet Blom had zeker gelijk met zijn voorspelling, iedere stad, zelfs de Jordaan zal ooit zo zwaar in de problemen komen, dat er niks anders opzit dan haar dorpsgewijs te bewonen.
13 October 2008 _ article by Wouter Vanstiphout

Vlaams Architectuurjaarboek

Dames en Heren, Mijn naam is Wouter Vanstiphout; Ik ben architectuurhistoricus werkzaam bij Crimson Architectural Historians in Rotterdam; mijn nationaliteit is de Belgische. Verder is het goed om bij het lezen van deze tekst ervan uit te gaan dat ik in alle andere opzichten Nederlander ben. Ik woon er immers reeds zo’n dertig jaar. Toch speelt België voor mij wel degelijk een belangrijke rol: het België van de jaren zeventig, meer bepaald de Zuider Kempen, vormen voor mij nog steeds een dikwijls melancholische maar even zo vaak een bijna surrealistische referentie, die ongetwijfeld niets meer met de werkelijkheid van België van doen heeft, maar die toch een vervormend effect heeft op de werkelijkheid die ik waar dan ook aanschouw. Rijdend door plekken zo verschillend als Fort Lauderdale, kleine steden op de Pampa’s in Argentinië, marktsteden in Kreta en zelfs Indiase nieuwe wijken, kan ik mijn reisgenoten nog steeds tot razernij drijven door op te merken: “ het lijkt hier op België”. Dat laat zich gemakkelijk verklaren uit het feit dat ieder verstedelijkingsproces in de wereld op al duizenden jaren op dezelfde manier verloopt, het privé initiatief dat zich door middel van gebouwen, als paparazzi langs een rode loper, manifesteert aan een doorgaande straat. Overal, behalve in Nederland, waar dit geen algemeen beeld (meer) is. De hele wereld lijkt dus op elkaar, behalve Nederland. Maar deze tweedeling is zo grof en lijkt zo stupide dat zij meer over mij moet zeggen, dan over de ruimtelijke orde van Nederland of België. Kennelijk is in mijn onderbewustzijn alles wat niet Nederland is, België geworden.
19 June 2008 _ Presentatie Vlaams Architectuurjaarboek door Wouter Vanstiphout

Urban renewal

Voor de derde en laatste keer maakte Michelle Provoost deel uit van de redactie van het welbekende Jaarboek van de Nederlandse architectuur, samen met Allard Jolles, Cor wagenaar en Daan Bakker. Het volgende artikel is één van haar bijdragen aan het Jaarboek: / For the third and last time Michelle Provoost was editor of the wellknown Yearbook of Architecture in the Netherlands, together with colleagues Allard Jolles, Cor Wagenaar and Daan Bakker. The following article is one of her contributions to the Yearbook: Recent years have witnessed a growing sense of unease about the standard of architectural criticism – there is too little of it, the magazines are superficial, some have even pronounced it dead. One perceived obstacle is the lack of any common denominator in architectural production, either of movement, language, aim or conviction. At a time when ‘a style for the job’ is the rule and many positions appear to have become interchangeable, it is simply impossible to make any meaningful comparison of buildings. The same applies to standpoints, which are rarely articulated by architects nowadays.
15 May 2008 _ article by Michelle Provoostinvention, transformation and the power of the architect

Een dubbele Tabula Rasa

Zelden heb ik mij met zoveel woede over een stedelijk project uitgelaten als in 1997, over de vernieuwing van de Bijlmermeer, zowel in een essay in het Tijdschrift De Gids, als in een televisiedocumentaire van de VPRO.2 Gedwongen om er nu, tien jaar later, opnieuw over te schrijven, moet ik een deel van mijn misprijzen herzien. Wat er in de Bijlmermeer, of zoals het nu heet Amsterdam Zuidoost, is gebeurd, is vele malen complexer dan ik toen kon begrijpen, en hoe het zich na 1997 heeft ontwikkeld is ingrijpender dan ik toen durfde te voorspellen.
De aanleiding voor dit stuk is ten opzichte van de totale vernieuwing van de Bijlmer een uiterst bescheiden opgave, een nagekomen voetnoot als het ware: de aanstaande fysieke vernieuwing van de buurt Heesterveld, gelegen naast de wijk Hoptille en het spoor, vlakbij metrostation Bullewijk. Gezien de vele meningen, ideeën, politieke uitspraken, communicatietrajecten, onderzoeken en adviezen waar dit stuk zich mee vermengt, is het misschien nuttig om even kort het complex Heesterveld te beschrijven als wat het is: architectuur.

18 October 2007 _ article by Wouter VanstiphoutHeesterveld, Ymere, het NAi en de Bijlmermeer

Rotterdam Architectuurstad?

Deze column is geschreven in het midden van een verwarrend jaar voor architectuur in Rotterdam. Er is een Biënnale en een Le Corbusier tentoonstelling en de stad hoopt toeristen aan te trekken door zich Architectuurstad 2007 te noemen. Tegelijkertijd staat in het jaarboek voor de architectuur niet één Rotterdams gebouw en heeft Archiprix niet één prijs, zelfs geen eervolle vermelding, toegekend aan een student van de Academie voor Bouwkunst Rotterdam.

De grote events, waarmee Rotterdam architectuur neerzet als een culturele attractie, gecombineerd met de aanwezigheid van de nationale instituties NAi en het Stimuleringsfonds, plus het feit dat de beste en belangrijkste architectenbureaus nog altijd in Rotterdam zijn gevestigd hebben deze stad een vals gevoel van zekerheid gegeven over haar status als architectuurstad. De Archiprix en jaarboekvoorbeelden zouden immers evengoed als teken gezien kunnen worden dat deze stad als kweekvijver weinig meer voorstelt. En wat betreft die architectenbureaus: wat blijft er over wanneer het OMA daadwerkelijk naar Brussel verhuist zoals Rem Koolhaas enige maanden geleden zei te overwegen?

1 September 2007 _ article by Wouter Vanstiphout

Nieuwe stedenbouw voor u

‘Laat het stikken in zijn centen, in zijn kaas en in zijn krenten.’ Dit schreef Willem Elsschot in 1934 over Nederland, naar aanleiding van zijn laffe houding tegenover de executie van Marinus van der Lubbe door de Nazi’s. Het lijkt alsof Elsschots vloek – hijzelf heeft jarenlang in mijn woonplaats Rotterdam gewoond – aan het uitkomen is. Nederland, net als veel andere West-Europese landen, is aan het stikken in zijn eigen centen, in zijn eigen welvaart, in zijn eigen regelingen, zijn bestuursvormen, zijn wetten, zijn adviseurs, zijn organisaties, zijn visies, zijn procedures, zijn plannen en zijn beleid. Er stonden afgelopen week twee berichten naast elkaar in de krant. Het eerste vertelde het verhaal van een keurige middenstandbuurt, waarvan de bewoners eisten, tot bij de rechter, dat er een hoge geluidswal moest worden opgericht om hen tegen een bron van overlast te beschermen als zij in de tuin zaten. De gemeentelijke dienst is nu verplicht om metingen te komen verrichten en te kijken of de door de provincie vastgestelde decibelnorm is overschreden en de gemeente dus verplicht kan worden om de wal te bouwen. Wat was de bron van overlast? Een kinderdagverblijf dat, als het warm weer is, de kinderen buiten laat spelen. Het andere bericht was een opiniestuk geschreven door Nederlands grootste autoriteit op het gebied van Volkshuisvesting, prof. Hugo Priemus. Hij beschrijft hoe in Nederland de overheid ieder instrument voor het controleren van ruimtelijke ordening op een schaal groter dan een gemeente feitelijk uit handen heeft gegeven door een golf van decentralisaties en beleidsnota’s. Erger nog: dat de gemeentes het beetje controle dat ze hebben nauwelijks kunnen waarmaken onder de druk van projectontwikkelaars die gebruikmaken van grondposities die hun volgens de Nederlandse wet een keihard en onvervreemdbaar recht op bouwen en dus ook op niet-bouwen en speculeren geven, ook als daarmee publieke belangen worden geschaad.
1 June 2007 _ article by Wouter Vanstiphout

New Towns on the Cold war Frontier

Looking at the cities that were built from scratch during the fifties and sixties all over the world, it is astonishing to see how the world population growth was accommodated along very similar lines in places very remote and different in culture and political background. Whether one looks at the Villes Nouvelles around Paris, the New Towns close to London, the new parts of Stockholm or cities like Hoogvliet in the Netherlands, a similar strategy and design method was applied. These cities were erected based on the ideas of the garden city, and a hierarchical ordering and zoning of functions relying on modernist urban planning. Starting in the London region in the forties, these New Towns soon became the panacea for urban growth in Western Europe. Harder to understand is how the same modernist urban planning started to pop up and spread in developing, decolonising countries in Africa, the Middle East and Asia. The export of these New Town principles can only be understood from the background of the Cold War period, in which the east and west were both competing for the loyalty of the third world in every which way they knew how. While the endeavours of the Soviet Union in this field remain largely unresearched, it is clear that the US sent out a number of urban planners and architects to countries in strategic places like the Middle East. The hypothesis soon formed that urban planning was considered to be a powerful instrument in cold war politics, and that the export of architecture and planning functioned as a means of cultural in stead of political colonization.
1 May 2007 _ article by Michelle ProvoostHow modern urban planning was exported as an instrument in the battle for the developing world

Almere New Town

Almere geldt in Nederland als de typische polderstad, uiterst Hollands, uit de klei getrokken daar waar eerst niets was. Zij wordt wel de ultieme 21ste eeuwse stad genoemd, de modernste Hollandse stad, niet alleen omdat ze pas dertig lentes jong is, maar ook omdat zich hier de suburbane levensstijl heeft kunnen ontwikkelen zoals nergens anders in ons land. In het buitenland heeft Almere een iets ander imago, dat van de succesvolle New Town, van een volkomen planmatig tot stand gebrachte stad die desalniettemin verstoken is gebleven van sociale problemen en verloedering - iets wat de meeste andere New Towns in Europa Almere niet nadoen. Almere maakt graag gebruik van die twee positieve imago’s en afficheert zichzelf in het buitenland als ‘new towns capital of the world’ en in het binnenland met ‘In Almere kan het’. De volgende stappen die getuigen van een groeiend zelfbewustzijn zijn inmiddels overtuigens gezet met het nieuwe centrum, dat met zijn signature architecture internationaal de aandacht trekt, en de campagne voor de ‘dubbelstad’, waarin de afhankelijkheidsrelatie met Amsterdam stoer voor een gelijkwaardige verhouding wordt omgeruild. Almere is een unieke stad, de boodschap is duidelijk, en het zou flauw zijn dat te willen betwisten. Maar de vraag die zich opdringt bij zoveel succes is: waar komt al die uniciteit toch vandaan?
1 May 2007 _ article by Michelle ProvoostDe buitenlandse wortels van een oer-Hollandse polderstad

Alles komt goed

Rotterdam, de stad waar ik woon en werk, heeft geen goede openbare ruimte. De stad nodigt niet uit tot flaneren, elkaar ontmoeten, op een bankje zitten en vele uren te verliezen met in de binnenstad te verblijven. Dat vindt de Deense openbareruimte-specialist Jan Gehl. De gemeenteraad vroeg hem om aan ons probleem te verhelpen. Vanaf het begin hadden de bestuurders en ambtenaren Messiaanse verwachtingen van de architect. Voor het eerst sinds het bombardement van mei 1940 zal de binnenstad van Rotterdam weer levendig en gezellig worden. Als we maar precies doen wat Jan Gehl ons voorschrijft.

In 1971 schreef Gehl een boek geheten ‘Life Between Buildings’, waarin hij zijn ideologie uiteen zette. Het komt er op neer dat steden er voor de mensen zijn en dat je dus de openbare ruimte zo moet ontwerpen dat mensen er verblijven en flaneren en elkaar ontmoeten – en dat dat beter is voor iedere binnenstad. Daarom moeten de auto’s zoveel mogelijk weg en moeten verkeersstraten in wandelgebieden worden omgebouwd.

Sinds hij dat boek schreef heeft zijn bureau het evangelie van Gehl verspreid over de wereld. Van Kaapstad tot Oslo, van Riga tot Dublin en van Rotterdam tot Narvik, overal krijgt hij de opdracht om steden levendig en gezellig te maken. Iedere keer weer, net zoals kort geleden in Rotterdam, vertelt hij het verhaal van Kopenhagen, de stad waar vanaf de jaren 60 een steeds grotere oppervlakte voor voetgangers werd bestemd. Van een grauwe, lege en afstandelijke Scandinavische stad, werd Kopenhagen een warme, gezellige binnenstad met talloze winkeltjes, terrasjes en galerijtjes, waar mensen flaneren, elkaar ontmoeten en op bankjes zitten.

1 April 2007 _ article by Wouter Vanstiphout

Fanmail

Een grijze naoorlogse wijk, met flats en saaie rijtjeshuizen tegen het decor van de schoorsteenpijpen en petrochemische installaties van de Shell-raffinaderij; dat was de plek waar ik Teun Castelein voor het eerst ontmoette. Hoogvliet was een impopulaire wijk die iedere Rotterdammer zoveel mogelijk probeerde te mijden, maar uitgerekend daar kwam Teun zich aanmelden om met koppige vasthoudendheid een project te ontwikkelen dat diep in het negatieve imago van Hoogvliet dook, om het vervolgens volledig binnenste buiten te keren. Alles wat door de buitenwereld als negatief werd gezien, het rauwe, harde, industriële, werd door Teun in een reeks advertentieposters gepresenteerd als stoer, underground en hip. Hoogtepunt vond ik zijn idee om langs de snelweg A15, die de wijk begrenst, met reusachtige letters de naam HOOGVLIET te spellen. De analogie met het HOLLYWOOD-sign kon niemand ontgaan. Daarmee werd op een bijdehante en komische manier de draak gestoken met het saaie imago van Hoogvliet. Op een manier die heel goed past bij de positie van de underdog, werd overmoedig en een beetje opschepperig aangeleund tegen de glamour van Hollywood, de stad die alles is wat Hoogvliet niet is. Ik werd een fan van Teun, maar Rijkswaterstaat helaas niet: die vreesde dat het HOOGVLIET-sign de automobilisten zou afleiden en er ongelukken van zouden komen; het plan verdween in de la.
1 March 2007 _ article by Michelle Provoost
menu