Moerasandijvie, boomkikkers en paddentunnel

article by Michelle Provoost
1 July 1996

Dat de tijd voor grote dingen weer is aangebroken wisten we al sinds de 1.000.000 woningen van de Vinex, de 8 miljard gulden van de Betuwelijn en de 300 km per uur van de Hoge Snelheids Lijn. Uit een onverdachte hoek wordt nu aan deze wedloop
meegedaan: de ecologen werken de komende jaren aan de totstandkoming van de Ecologische Hoofdstructuur, een enorm netwerk van natuurgebieden ter grootte van enkele honderdduizenden hectaren. Volgens eigen zeggen is de wedstrijd al beslist: de EHS is in oppervlakte groter dan de Vinex, de Betuwelijn, de HSL en de uitbreiding van Schiphol samen. Op 5 juni werd op een mooie zomerdag in Artis een congres gehouden
over de EHS, met de titel Oorden van Onthouding. Over nieuwe ‘natuur in verstedelijkend Nederland. Het belangrijkste doel van deze dag was de culturele inbedding van dit project, dat buiten de direct betrokken beroepsgroepen zo goed als onbekend is. Net zoals de stadsvernieuwing destijds uit de non-architectonische 'bouwen voor de buurt'-sfeer werd gehaald door het ‘5 x 5’ project, zo heeft de EHS nu behoefte aan input van
ideeën over kwaliteit, ontwerp en samenhang. De EHS dient zich rekenschap te geven van het feit dat zij een culturele constructie is; een representatie van hoe het laat-20ste eeuwse Nederland denkt over de natuur. Het was de taak van de twaalf sprekers op het congres om voor deze culturele verrijking te zorgen.

De inleiding van Dirk Sijmons (landschapsarchitect) maakte verrassend duidelijk dat de EHS nog niet lijdt onder het defaitisme dat de stedebouw (de overheid is machteloos, de markt regeert) en de infrastructuurpolitiek (inpassing, rampenbestrijding) plaagt. Met een glorieuze handen-uit-de-mouwen mentaliteit stelde Sijmons dat de natuur ‘maakbaar’ is. Hij presenteerde de EHS voor als een synthetisch project, waarin tegelijkertijd plaats is voor -de schijnbaar tegengestelde- cultuurlandschap en oernatuur. De historische gelaagdheid en de schaal van het Nederlandse landschap maken het mogelijk dat
kleine lokale initiatieven en grote projecten, voortkomend uit ‘top-downplanning’, naast elkaar bestaan. Sijmons onderstreepte, waarop ook al de ondertitel van het congres doelde, dat de natuurbeheerders uit hun geïsoleerde positie willen ontsnappen:
men wil een einde maken aan de sectoralisering, de specialisatie en de technologisering door een programmatische koppeling van de natuurbescherming aan de verstedelijking van Nederland: de EHS is een stedelijk project.

De daadkracht van deze inleiding werd door de volgende sprekers niet ge-evenaard, en het optimisme ervan werd helaas steeds verder getemperd. Landschapsecoloog Bert Harms stelde dat de natuur veel minder maakbaar en voorspelbaar is dan de EHS ons wil doen geloven. Moet de mechanistische agrarische mentaliteit niet vervangen worden door een strategie die chaos en instabiliteit incorporeert? Adriaan Geuze bekritiseerde de versnippering van de EHS. Wordt dit geen herhaling van de mislukte ‘groene buffers' uit de wederopbouwperiode? Zijn warrige alternatief (slechts enkele zeer grote natuurgebieden, stedelijke natuur ontwerpen volgens de seizoenen en het model van de Japanse Zentuin) sneed echter ook geen hout. Ook met mijn stiekeme hoop dat de EHS een einde zou kunnen maken aan de oeverloze discussie over het Groene Hart door er een flinke ruimteclaim op te maken, werd korte metten gemaakt: juist in de Randstad is de EHS vrijwel afwezig.

Door de waas van deze diverse kritiekpunten werd duidelijk dat ‘de Ecologische Hoofdstructuur gevangen is in een ‘time-warp’, die haar heen en weer slingert tussen de jaren '70 en de 21ste eeuw. De kern daarvan wordt verduidelijkt door de onenigheid
die er bestaat over de naam van de EHS: de ecologen hebben een voorkeur voor de naam ‘Natuurbeschermingshoofdstructuur’. Bij een blik op de kaart wordt duidelijk waarom: de EHS bestaat uit een samenstelsel van landgoederen, bos en bosjes, waterwingebieden, recreatiegebieden etc. Het is geen structuur, maar een optelsom van goed bewaarde ecologische gebieden, die men in de eerste plaats uit een oogpunt van bescherming heeft samengevoegd tot EHS. Hier verraadt de EHS haar afkomst, zoals
Rob Nas (o.a. Staatsbosbeheer) uitlegde: zij is ontstaan uit de milieuactiegroepen uit de jaren '70, is inmiddels geïnstitutionaliseerd en worstelt om van haar defensieve wortels los te raken en over te gaan naar de ‘doe-en-maaksector’. Bij enkele sprekers was nog steeds het cultuurpessimistische, apocalyptische denken aanwezig dat destijds nodig was om de milieubeweging haar legitimatie te verschaffen.

Een andere spreker probeerde de natuurbescherming met geweld in de 21ste eeuw te trekken en cultureel in te bedden in ’cyberspace’. Terwijl op de achtergrond het hanegekraai in de kinderboerderij en het gekrijs van de apen in Artis te horen was, bekritiseerde Luuk Boelens (RORO) de EHS vanwege haar impliciete opvatting van de natuur als plek voor rust en contemplatie. Tegenover deze 'archetypische' natuurinterpretatie stelde hij de cinematografische (visuele ervaring van de natuur vanuit auto of HSL) en de virtuele opvatting (virtuele uitstapjes in landschap en natuur als ultieme mogelijkheid tot ‘onthouding’). Zijn ultra-modieuze pleidooi om ook de floriadisering van de natuur op te nemen in de EHS en de honger van de stedeling naar ‘Walt Disney-natuur’ te stillen werd in zekere zin ondersteund door Adri Dietvorst (hoogleraar recreatie en
toerisme Wageningen). Hij stelde dat de toerist ernaar hunkert de illusie van de traditionele, stabiele natuur voorgeschoteld te krijgen. De natuur is er voor de (recreërende) mens en daarom verandert het landschap van een produktieve naar een consumptieve ruimte. Maar bezit de natuur voor de moderne stedeling genoeg amusementsgehalte, of wordt hij ontevreden wanneer hij niet binnen een uur een edelhert en een roze
olifantje tegenkomt?

Met het verdwijnen van het produktieve landschap raakte Dietvorst aan een van de pijlers onder de EHS: deze enorme operatie omvat 50.000 hectare natuurontwikkeling op wat nu nog agrarische grond is. De landbouwpolitiek (en trouwens ook andere economische motieven zoals bezuinigingen op het rivierbeheer) vormt de economische achtergrond van de EHS. Op deze landbouwgronden wordt vervolgens natuurontwikkeling begonnen en moerassen, ooibossen en konikpaardjes losgelaten. Om tot de doelen ‘biodiversiteit’ en ‘natuurlijkheid’ van ecosystemen te raken is een gedetailleerd systeem van ‘natuurdoeltypen’ uitgewerkt, met een vergelijkbare functie als de woonmilieus in de stedebouw. "Het maken van natuurgebieden is een geavanceerd ambachtelijk specialisme geworden, te vergelijken met ingenieurskunst", aldus Dirk Sijmons. Heel treffend wordt de aard van deze mega-operaties gedemonstreerd door de mini-infrastructuur van de paddentunnel: via een trechtervormige oprit worden de padden efficiënt via een tunnel geleid, keurig van boven belicht en belucht, veilig onder de weg door. Dergelijke kunstwerken en de ‘ontwikkeling’ van natuur maken duidelijk dat
het authenticiteitsvraagstuk aan relevantie lijkt in te boeten. De natuur in Nederland is een artificiële constructie; de natuur in Nederland ‘is’ al Walt Disney-natuur.

De EHS staat nu voor de vraag of zij zich kan manifesteren als een wenselijk en positief project in plaats van een door de ecologen opgelegde boetedoening. Zij zal zich dienen los te maken van haar defensieve en belerende wortels en een revival van de jaren '70 maakbaarheid moeten waarmaken. Deze metamorfose is nog niet helemaal geslaagd. Bovendien bleef op dit congres onduidelijk of de strategie van de EHS geloofwaardig is. Moeten de ecologen vasthouden aan hun vroegere strijdbaarheid of kunnen zij zich inderdaad een zekere amicaliteit veroorloven ten opzichte van de stad en de stedelingen?
De legitimatie en de inbedding van het project komt dit waarschijnlijk ten goede, maar hoe zit het met de discrepantie tussen de autonomie van de natuur en de consumptieve behoeften van de stedeling? Is het pittoreske van echte natuur wel pittoresk genoeg voor de mensen? Natuur is immers niet alleen herten en konijntjes, maar -in de woorden van landschapsarchitect Wouter Reh- vooral veel rotzooi en vieze beestjes en
die zijn nu eenmaal niet altijd 'consumabel'.

Michelle Provoost


Originally published in Archis 1996, nr.7
menu